-
1 splay
adj. breed, plat en naar buiten staand; schuin, steil--------n. afschuining; verwijding, verbreding; afhellend oppervlak--------v. afgeschuind zijn; naar buiten staan; zich verwijden, zich verbreden; zich uitspreiden; breder worden, zich verbreden; afschuinen; uitspreidensplay1[ splee] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splay2 -
2 épanouir
épanouir [eepaanoe.ier]2 uitspreiden ⇒ tentoonspreiden, ontvouwen3 opvrolijken ⇒ doen opbloeien, doen stralen♦voorbeelden:2 zich verwijden ⇒ wijd uitlopen, uitwaaieren4 stralen1. v3) opvrolijken2. s'épanouirv1) ontluiken, opengaan3) stralen -
3 erweitern
erweitern1 wijder maken, verwijden ⇒ uitbreiden♦voorbeelden:in erweitertem Sinne • in ruimere zin1 wijder worden, zich verwijden ⇒ zich uitbreiden -
4 weiten
weiten1 wijder, ruimer maken ⇒ verwijden; 〈 figuurlijk vooral〉 verruimen, verbreden1 wijder, ruimer worden ⇒ (zich) verbreden, zich verwijden♦voorbeelden: -
5 dilate
v. uitzetten, een verschil verwijden[ dajleet] 〈zelfstandig naamwoord: dilation〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 évaser
évaser [eevaazee] -
7 расширяться
vgener. uitzetten, verbreden, zich uitbreiden, zich uitzetten, zich verwijden -
8 dilatant
adj. uitzetten, zich verwijden -
9 dilater
dilater [dielaatee]♦voorbeelden:→ rate1 uitzetten ⇒ wijder, ruimer worden♦voorbeelden:→ rate1. v1) doen uitzetten, verwijden2) verheugen, verblijden2. se dilaterv1) uitzetten, ruimer worden
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский